Je bent professor aan de bouwkundefaculteit van een gerenommeerde technische universiteit. NL Greenlabel houdt zich primair bezig met de klimaatadaptieve en biodiverse inrichting van de buitenruimte. Dat is op het eerste gezicht een heel andere tak van sport. Waar ligt de verbinding met de focus van NL Greenlabel?
Ik werk op verschillende schaalniveaus. Als ik voor de collegezaal sta, is de vraag voornamelijk hoe mijn studenten overal ter wereld gebouwen kunnen ontwerpen die klimaatneutraal of zowaar klimaatpositief zijn. Maar in mijn eigen onderzoek en dat van promovendi is het schaalniveau anders. Daar gaat het toenemend om stadsontwikkeling, klimaatadaptatie, voedselproductie en natuurinclusief bouwen. Groen en ecologie spelen daarbij een hele belangrijke rol. Zo is er onlangs een leerstoel voor stadsecologie in Delft opgezet. Dat geeft aan dat de verschillende vakgebieden rondom de gebouwde omgeving steeds meer naar elkaar schuiven.
Daarnaast is het omliggende groen een compensatiefactor voor de uitstoot van bijvoorbeeld stikstof, fijnstof of CO2. Verder moet je niet vergeten wat de invloed is van groen op het welbevinden van de gebruikers in en om het gebouw. Dat zijn ook aspecten die naar mijn idee onderbelicht zijn en daarom steeds meer in mijn onderzoek aan bod komen. Toevallig heb ik vorige week nog een onderzoeksvoorstel ingediend voor een groot project dat zich zal richten op de combinatie van energietransitie, klimaatadaptatie en waardecreatie voor gebruikers van de openbare ruimte. Denk aan groene infrastructuur die de stad verkoelt, daarmee koelenergie bespaart, de biodiversiteit verhoogt en leefkwaliteit van mensen verbetert. Of aquathermie, waarmee je huizen kunt verwarmen, waardoor de stad verkoelt, de waterkwaliteit verbetert en in de winter schaatsen weer vaker mogelijk wordt.
Ik heb dus grote affiniteit met de interdisciplinaire aanpak van NL Greenlabel en ik merk dat de baten van groen steeds belangrijker worden binnen mijn vakgebied. Binnen de WRA neem ik vooral de technische aspecten van groen, zoals het effect op binnen- en buitenklimaat en energiegebruik, voor mijn rekening.
Je geeft aan dat groen in en om een gebouw kan bijdragen aan het welbevinden van de gebruikers. Hoe werkt dat?
Dat is helaas nog onvoldoende onderzocht. In de jaren ’90 was de psycholoog Piet Vroon al bezig met de vraag onder welke omstandigheden mensen zich in gebouwen prettig voelen. In zijn artikelen over het sick building syndrome onderscheidt hij vijf basisbehoeften die moeten zijn vervuld zodat mensen zich op hun gemak voelen. Daartoe behoren het hebben van een eigen territorium, betekenis kunnen geven aan hetgeen je waarneemt en invloed hebben op de omgevingsomstandigheden. Zicht hebben op groen, of dat nu in of buiten het gebouw is, behoort ook tot deze basisbehoeften. Dat werd onderstreept doordat in diezelfde jaren ’90 in Duitsland bleek dat gebruikers van gebouwen zich in een groen atrium beter voelden dan in typische kantoorkamers.
Uit recenter onderzoek blijkt dat een groene omgeving ook een positieve invloed heeft op gezondheid en concentratievermogen. Mijn collega Jolanda Maas uit de WRA doet op dit vlak belangrijk onderzoek. Het welbevinden is eigenlijk belangrijker dan andere indicatoren, zoals de luchtkwaliteit, ook al kan het moeilijker worden gemeten. Het gaat er uiteindelijk om dat mensen zich prettig voelen.
Hoe komen dit soort wetenschappelijke inzichten in de beoordelingsmodellen van NL Greenlabel?
We hebben ten minste twee keer per jaar een bijeenkomst met alle aangesloten wetenschappers en NL Greenlabel. Daar bespreken we de laatste ontwikkelingen die relevant zijn voor de modellen en beslissen we op basis daarvan of we de modellen kunnen aanscherpen of verbeteren.
NL Greenlabel biedt twee soorten modellen. Enerzijds een Lifecycle Analysis (LCA) voor de planten, producten en materialen, daarnaast een Multicriterium Analysis (MCA) voor de leefomgeving. Ik ben van mening dat het voor de opdrachtgever vooral waardevol is om de MCA, zoals het NL Gebiedslabel, vroegtijdig in de ontwerpfase in te zetten. Dan bied je landschapsarchitecten en ontwerpers echt een oriëntatie bij het ontwerpen van een integrale en duurzame buitenruimte. Daarin is het NL Gebiedslabel echt uniek. In een later stadium, bij de oplevering, heb je naar mijn idee zwaardere wetenschappelijke modellen nodig die dieper kijken. In de wetenschap gebeurt er op dit vlak heel veel.
We moeten niet vergeten dat we sinds de jaren ’90 bezig zijn met het ontwikkelen van LCA’s. In het begin werden veel relevante factoren niet meegewogen, maar vandaag de dag is een LCA een omvangrijk, degelijk en betrouwbaar instrument dat van wieg tot graf alles meeneemt. Die precisie mist het product- en plantenlabel van NL Greenlabel nog. Je zou door samenwerking met andere partijen wel een dergelijke precisie kunnen introduceren, ook al heb ik begrepen dat de methode met opzet minder verfijnd is dan de standaard LCA. Eenvoud, transparantie, betrouwbaarheid en betaalbaarheid staan voor NL Greenlabel voorop.